VAKnieuws 2022
sorteer op datum sorteer op nummer | |
---|---|
22021
Ontvankelijkheid aanvullend verzoek in hoger beroepGerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-02-2022 ECLI:NL:GHARL:2022:1092 Jurisprudentie - GeschilbeslechtingGezag en omgang Procesrecht 1:253a BW Rechtsvraag Is de vader ontvankelijk in zijn aanvullende verzoek in hoger beroep inzake de zorgverdeling? OverwegingHet hof maakt uit het aanvullende verzoek van de vader op dat het maken van afspraken over de schoolvakanties en de feestdagen/bijzondere dagen moeizaam verloopt. Het hof vindt het in het belang van zowel de ouders als [de minderjarige] dat duidelijk is hoe de schoolvakanties en feestdagen/bijzondere dagen worden ingevuld, maar kan het aanvullende verzoek van de vader niet in behandeling nemen om de volgende reden. De vader heeft in hoger beroep binnen de daartoe gestelde termijn een verweerschrift ingediend zonder dat hij incidenteel hoger beroep heeft ingesteld tegen de bestreden beschikking. Hij heeft toen geen grieven opgeworpen tegen de uitspraak van de rechtbank. Namens de vader is later bij akte een aanvullend verzoek geformuleerd, waarbij hij het hof heeft verzocht om een regeling te bepalen voor de schoolvakanties en feestdagen/ bijzondere dagen. Het indienen van een aanvullend verzoek na de indiening van een verweerschrift, zonder dat tegelijk met het verweer incidenteel hoger beroep is ingesteld, is in strijd met de twee-conclusieleer. Daarom is de vader niet-ontvankelijk in zijn aanvullende verzoek en kan het hof het verzoek van de vader om de zorgregeling aan te vullen niet behandelen.
Binnenkort:
De positie van de executeur in de rechtspraktijk |
|
22025
Alimentatie en stiefouderverplichtingGerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-02-2022 ECLI:NL:GHARL:2022:1238 Jurisprudentie - GeschilbeslechtingAlimentatie 1:404 lid 2 BW, 1:395 BW Rechtsvraag Is er een stiefouderverplichting bij een geregistreerd partnerschap van korte duur? OverwegingAnders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat de heer [naam1] geen onderhoudsplicht heeft jegens [de minderjarige2] en [de minderjarige3] . De Hoge Raad heeft op 8 april 1994 (NJ 1994, 439) beslist dat als stiefouder van een kind dat tot zijn gezin behoort en een kind van de moeder is in de zin van artikel 1:395 BW slechts kan worden aangemerkt degene die met de moeder is gehuwd (dan wel een geregistreerd partnerschap is aangegaan). Dat is niet anders indien sprake is van een familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 EVRM tussen de nieuwe partner en het kind. Het hof ziet geen aanleiding om in deze zaak anders te beslissen. Op dit moment is er geen sprake van geregistreerd partnerschap en dus ook niet van een onderhoudsverplichting. Daaraan doet niet af dat de vrouw en de heer [naam1] in 2019 voor een zeer korte periode een geregistreerd partnerschap hebben gehad. Het hof acht het aannemelijk dat zij dit, zoals door de vrouw gesteld, destijds zijn aangegaan om ervoor te zorgen dat de vrouw en de heer [naam1] over en weer aanspraak konden maken op elkaars nabestaandenpensioen en dat zij slechts uit kostenoverwegingen geen samenlevingsovereenkomst zijn aangegaan. Daarbij komt dat de vrouw bij de mondelinge behandeling heeft verklaard dat zij en de heer [naam1] zich pas nadat de man hen daarop heeft aangesproken, hebben gerealiseerd dat de heer [naam1] als gevolg van het geregistreerd partnerschap onderhoudsplichtig ten opzichte van de kinderen van partijen werd, hetgeen hij absoluut niet wilde.
Binnenkort:
Fiscale aspecten van scheiding |